Voorzetsel
Wat zijn voorzetsels?
Voorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element in de zin. Voorzetsels zijn bijna altijd onderdeel van een woordgroep waarin het hoofdwoord een zelfstandig naamwoord is. Voorbeelden van voorzetsels zijn aan, achter, bij, op en voor:
- De pen ligt op de tafel.
- Ik ga met de trein naar mijn werk. (met hoort bij de trein; naar bij mijn werk)
In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, kunnen voorzetsels ook achter de woordgroep staan waar ze bij horen: 'Hij reisde de hele wereld over.'
Er zijn ook combinaties van voorzetsels of van een voorzetsel en een bijwoord mogelijk, zoals op ... af en door ... heen: 'Hij fietste hard op de stoep af', 'Je kunt niet meer door het glas heen kijken.'
Maak jouw eigen website met JouwWeb